Hieronder een greep uit de verschillende rassen die in de groep van Staande Honden zijn ingedeeld.
Bracco Italiano
Braque D’Auvergne
Braque de l’Ariège
Cesky Fousek
Epagneul
Griffon Korthals
Grote Münsterlander
Pointer
Vizsla *
De Drentsche Patrijshond is een staande jachthond. Het ras is vanaf de 16e eeuw ontstaan uit de Spioenen, staande honden die via Frankrijk uit Spanje zijn gekomen. In Nederland werden ze Patrijshonden genoemd. De honden werden vooral in Drenthe gehouden bij boerengezinnen die over een jachtgebied beschikten. Deze gezinnen hadden behoefte aan één hond die voor meer taken geschikt was. De hond moest het erf bewaken, trok de melkkar en dreef het vee mee naar de stal, maar werd vooral ook gebruikt om te jagen. De combinatie van allround jachthond, erfhond en gezinshond maakt de Drent veelzijdig en uniek.
De Drent heeft een krachtige lichaamsbouw en is goed gespierd. Hij heeft een wigvormige snuit met tamelijk droge lippen. De kleur van de vacht is wit met bruine platen, de vacht is redelijk kort op het lichaam en wat langer op de oren, de hals, de borst en aan de voor- en achterbenen. De Drent heeft een volle, bossige staart.
De schofthoogte van reuen varieert tussen 58 – 63 cm. Bij teven ligt deze tussen 55 – 60 cm. Het gewicht varieert van 25 – 35 kilo.
Samenvattend kan het karakter van de Drent beschreven worden als: gevoelig, intelligent, nieuwsgierig, vrolijk, aanhankelijk maar wel eigenwijs. Door die eigenzinnigheid is hij niet altijd gemakkelijk te trainen en vereist hij het nodige geduld. Hij zoekt, vooral in de puberteit, de grenzen op van wat zijn baas toestaat. Deze vriendelijke maar temperamentvolle hond heeft een baas nodig die consequent is en leiding geeft. Het is een echte familiehond en kindervriend. Lichtelijk eigenwijs, dat wel. De Drent is tevens een hond om mee te sporten. Met hardlopen of aan de fiets doet u hem een groot plezier.
De Drent heeft weinig verzorging nodig. De vacht moet af en toe worden geborsteld en lange haren op oren en poten kunnen worden geknipt. De hond ruit tweemaal per jaar.
Aan de voeding worden geen specifieke eisen gesteld. De hond heeft veel beweging en uitdaging nodig.
Het ras is rond 1900 ontstaan uit diverse ruwharige rassen met kruisingen met o.a. Brakken en de Duitse Staande Korthaar. De Duitse Staande Hond bestaat met draadhaar | korthaar | langhaar & stekelhaar. Het doel was het ontwikkelen van een all-round jachthond, met een praktische weerbestendige vacht.
Een staande hond met een adellijke verschijning, met een harde beharing die de huid volkomen beschermt en met een attente en energieke expressie. De bewegingen moeten krachtig, ruim, vloeiend en harmonieus zijn.
Draadharig, hard, aanliggend en dicht. Dekhaar ca. 2 tot 4 cm lang; dichte, waterafstotende onderwol. De contouren van het lichaam mogen niet door vrij lang haar worden verdoezeld. Geprononceerde wenkbrauwen en een krachtige, niet te lange maar zo hard mogelijke baard, versterken de energieke gelaatsuitdrukking.
Staande Korthaar is er in meerdere kleurschakeringen. Het meest zie je bruinschimmel met platen, maar ook volledig bruin en zwart en combinaties binnen de kleuren komt voor. De vacht van de korthaar is kort en dicht, en moet stevig en hard aanvoelen. Gemiddeld wordt de Duitse Staande Korthaar 10-12 jaar, maar ouder is ook zeker geen uitzondering.
De Duitse Staande Hond is een intelligente, zelfstandige jachthond. Hij heeft een consequente baas nodig die hem leidt. Ook heeft hij veel beweging en afleiding nodig, anders gaat hij zelf wel op pad. Hij kan als huishond worden gehouden als u hier maar rekening mee houdt. Door met hem te werken, krijgt u het best een band met hem en is hij binnenshuis een vriendelijke hond die het ook goed met kinderen kan vinden, als u maar rekening houdt met zijn onstuimige aard.
Afstammeling van de Setting Spaniëls, Voorstaande Honden die gefokt werden voor de jacht op het veerwild in de tijd dat er nog geen geweren bestonden. De honden lagen het wild voor, waarna de jagers de netten over de vogels en de honden heen trokken. Door Edward Laverack en Purcell Llewellin in de 19e eeuw tot een apart ras ontwikkeld.
Een krachtige, elegante en bijzonder adellijke hond.
De vacht is enigszins golvend, lang en zijdeachtig. Goede bevedering aan benen en staart. Wit en zwart (blue belton), wit en geel (lemon belton), wit en leverkleur (liver belton), wit en zwart en tan (blue belton and tan), en wit en leverkleur en tan (liver belton and tan). Honden zonder grote platen, maar met kleine vlekjes over het hele lichaam genieten de voorkeur.
De schofthoogte van de Engelse Setter ligt tussen de 60 en 70 cm. Het gewicht is gemiddeld 30 kilo.
Hond met een zeer zacht, rustig, goedaardig en welgemanierd karakter. Minder impulsief dan de Ierse Setter, minder flink dan de Gordon Setter.
Afstammeling van de Setting Spaniëls, Voorstaande Honden die gefokt werden voor de jacht op het veerwild in de tijd dat er nog geen geweren bestonden. De honden dreven het wild in de richting van de jagers, die vervolgens netten over de vogels en de honden heen gooiden. Gefokt en opgegroeid in de Schotse Hooglanden in zeer zwaar terrein en daardoor zwaarder en langzamer dan de andere Setters. Door de Hertog van Richmond en Gordon in circa 1820 gefokt uit de Ierse Setter met vermoedelijk een Bloedhond. Is de Ierse Setter de snelste en de Engelse Setter de elegantste, de Gordon is het werkpaard.
Een stijlvolle hond met de bouw van een galoppeur. Zijn evenwichtige bouw doet denken aan die van een fors jachtpaard. De hond is zeer symmetrisch van bouw.
Matig lang, glad en niet krullend of golvend. Bevedering aan oren, achterzijde benen, buik en staart. De kleur is diepglanzend gitzwart, zonder een spoor van roodbruin, met tankleurige aftekeningen boven de ogen, aan de zijkant van de voorsnuit, de keel en voorborst en aan de binnenzijde van voor- en achterbenen.
De schofthoogte van de Gordon Setter ligt tussen de 60 en 65 cm. Het gewicht varieert van 30 tot 35 kilo.
Hond met een zeer zacht, rustig en goedaardig karakter. Minder impulsief dan de Ierse Setter, flinker dan de Engelse Setter.
Eén van de verschijningsvormen van de aloude Spioen, het bruinbonte jachthondje dat sinds eeuwen in West-Europa inheems is. Ook wel “Kleine Münsterlander” genoemd. In het begin van de 20e eeuw waren er niet veel exemplaren meer over, tot Edmund Löns zich interesseerde voor dit ras en een terugfokprogramma begon.
Middelgrote hond, met veel adel en elegantie, maar toch een krachtige werkhond.
De vacht is sluik tot lichtgolvend, dicht, middellang en vast aanliggend haar met mooie bevedering. Bruinwit of bruinschimmel, eventueel met tan-aftekeningen bij wang en ogen.
De schofthoogte van de Heidewachtel ligt tussen de 50 en 55 cm. Het gewicht varieert van 20 tot 25 kilo.
Intelligente en onvermoeibare hond. Hij is trouw, een uitstekende waakhond, een goedaardige huisgenoot en een grote kindervriend; dat alles maakt hem tot een prettige huisgenoot.
Afstammeling van de Setting Spaniëls, Voorstaande Honden die gefokt werden voor de jacht op het veerwild in de tijd dat er nog geen geweren bestonden. De honden dreven het wild in de richting van de jagers, die vervolgens netten over de vogels en de honden heen gooiden. De Ierse Setter ontwikkelde zich op de uitgestrekte vlakke heidevelden en drassige veengronden van Ierland en ontwikkelde zich daardoor tot de snelste van de Setter-variëteiten. De vroegere Ierse Setters waren wit met rode platen; de eenkleurig roden verschenen eerst in de 19e eeuw. Ook wel Red Setter of Big Red genoemd.
De “Red and White” is eigenlijk alleen voor de jacht gefokt en is, ook in zijn uiterlijk, meer werkhond dan showhond.
Een sterk gebouwde, evenredige, goed gevormde jachthond met een lichaam dat is berekend op langdurig zwaar werk en snelheid. Zijdeachtige lange beharing, met name aan de benen, buik en staart. De grondkleur is wit met rode platen (rode eilanden). Vlekjes (eilandjes – geen schimmelpatroon) zijn alleen toegestaan op hoofd en benen.
Schofthoogte van reuen is 62 – 66 cm. Bij teven ligt deze tussen 57 – 61 cm. Het gewicht ligt tussen 25 – 30 kilo.
Over het algemeen wordt er weinig meer gewerkt met de Ierse Setter, en de honden die het op veldwedstrijden goed doen, stammen meestal af van zogenaamde werklijnen. De Ierse Setter heeft een heel zacht en goedaardig karakter. Iets levendiger en impulsiever dan de Engelse Setter. Hij is zeer vertrouwd met kinderen.
De lange, zijdeachtige vacht moet regelmatig worden geborsteld en gekamd, en de honden die naar tentoonstellingen gaan, behoren te worden getrimd.
De Hongaarse Staande Hond of Magyar Vizsla is beter bekend onder de naam Vizsla. Deze middelgrote draadharige staande honden verrichten hun werk voordat er geschoten wordt. Staande honden zoeken het land met opgeheven hoofd al zigzaggend af tegen de wind in, om verwaaiing van het wild op te vangen. Zodra ze wild ruiken staan ze ‘voor’, zodat de jager weet waar het wild zit. De continentale staande honden, waarvan de Vizsla er een is, zijn allrounders. Dat betekent dat ze behalve voorstaan ook apporteren. Vizsla’s zijn geschikt voor het werk in zowel het veld als in het bos en in het water. Vooral de draadharige Vizsla verdraagt zwaar terrein en extreme weersomstandigheden goed.
De draadharige Vizsla heeft een aanliggende, stevige en dichte vacht zonder glans. Het dekhaar is 2 tot 3 cm, de onderwol is dicht en waterafstotend. De contouren van het lichaam moeten zichtbaar blijven. De vacht van deze hond moet zo nu en dan geplukt worden. Buiten de trimbeurten volstaat een keer per week borstelen.
Reuen hebben een schouderhoogte van 58 tot 64 cm, teven een hoogte van 54 tot 60 cm. Een goede balans en symmetrie in lichaamsbouw zijn belangrijker dan de in centimeters gemeten grootte.
De kleur van de vacht bestaat uit verschillende nuances van tarwegeel en lichtbruin.
Levendig, vriendelijk, evenwichtig, intelligent en gemakkelijk af te richten. De draadhaar is over het algemeen iets rustiger van aard dan de korthaar.
Levendig, vriendelijk, evenwichtig, intelligent en gemakkelijk af te richten. De draadhaar is over het algemeen iets rustiger van aard dan de korthaar. De Viszla is intelligent genoeg om te doorgronden wat je van hen verlangt en doen hun baas graag een plezier.
De Vizsla geeft in sociaal opzicht vrijwel nooit problemen en kan het goed vinden met soortgenoten. Mits gesocialiseerd, gaan ze ook goed om met andere huisdieren en kinderen. Dat gaat het beste als ze daarmee opgroeien. Honden van dit ras kunnen gevoelig zijn voor stemmingen in huis. Vizsla’s zijn aanhankelijk en erg gesteld op gezelschap. Dat maakt ze minder geschikt om in een kennel gehouden te worden.
Vizsla’s zijn zeer energieke honden met een grote behoefte aan beweging. Daarnaast hebben deze honden mentale uitdaging nodig. Je moet rekenen op zo’n anderhalf uur per dag wandelen, waarbij de hond ook onaangelijnd kan rennen. Lopen naast de fiets is een uitstekende manier om een Vizsla voldoende beweging te geven, mits de hond volgroeid is.
De Vizsla is een rustige, vriendelijke hond die niet bestand is tegen een ruwe behandeling maar met een tactvolle baas tot grote prestaties kan komen. Vizsla’s zijn fijngevoelige honden die sterk reageren op de gemoedstoestand van hun baas.
Een uit Duitsland afkomstig oud jachthondenras, vermoedelijk ontstaan uit kruisingen met een Pointer, of afstammend van Brakken. In de 18e en 19e eeuw gefokt door de Hertogen van Saksen-Weimar
Middelmatig grote tot grote grijze jachthond, krachtig gespierd, van een doelmatig werktype.
De vacht is zeer kort, vlak aanliggend dekhaar zonder of met weinig onderwol. Zilver-, ree- of muisgrijs of tinten tussen deze kleuren in. Hoofd en oren meestal iets lichter. Kleine witte aftekeningen op borst en voorvoeten toegestaan. Soms over het midden van de rug een meer of minder brede aalstreep.
De schofthoogte van de Weimaraner ligt tussen de 55 en 70 cm. Het gewicht varieert van 25 tot 40 kilo.
Zelfbewust, rustig van aard. Een veelzijdige, makkelijk af te richten jachthond met veel passie, met veel uithoudingsvermogen, maar zonder overmatig veel temperament.